-
1 stimmen
stimmen1 kloppen, juist zijn♦voorbeelden:stimmt so! • (dat) is goed zo! 〈 bij fooi〉in sich stimmen • kloppen, sluitend zijnmit seiner Gesundheit stimmt etwas nicht • er is iets niet goed met zijn gezondheiddafür, dagegen, mit Ja, Nein stimmen • voor, tegen stemmendie Krawatte stimmt nicht zum Anzug • de stropdas staat niet bij het kostuumII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
2 Stimmung
Stimmung〈v.; Stimmung, Stimmungen〉♦voorbeelden:Stimmung machen • er de stemming in brengenin gereizter, trüber Stimmung • in een geprikkelde, sombere stemmingjemanden in Stimmung versetzen • iemand in de stemming brengenin Stimmung geraten • in stemming komenvon Stimmungen abhängig sein • aan stemmingen onderhevig zijn -
3 Abstimmung
Abstimmung〈v.〉2 afstemming, het afstemmen♦voorbeelden:ein Antrag kommt zur Abstimmung • over een motie wordt gestemdzur Abstimmung schreiten • tot stemming overgaan -
4 Fahrt
〈v.; Fahrt, Fahrten〉1 het rijden, rit2 het varen, vaart3 vaart, snelheid♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 freie Fahrt bekommen, haben • (a) mogen beginnen; (b) kunnen doen en laten wat men wilein Schiff in Fahrt setzen • een schip in de vaart brengenin Fahrt kommen • op snelheid komen4 gute Fahrt! • goede reis!eine Fahrt ins Blaue • een uitstapje met onbekende bestemming¶ 〈 informeel〉 jemanden in Fahrt bringen • (a) iemand in een goede stemming brengen; (b) iemand kwaad, woedend maken -
5 jemanden in Fahrt bringen
jemanden in Fahrt bringenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemanden in Fahrt bringen
Перевод: с немецкого на нидерландский
с нидерландского на немецкий- С нидерландского на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский